Met kleuters praten over diversiteit: Wat past bij hun leeftijd?

Voor een kind is de kleuterschool een ontzettend boeiende plek. Kleuters pikken er een pak kennis op, onder andere over hoe een gezin samengesteld kan zijn, meisjes/jongens-rollenpatronen en de vele andere manieren waarop mensen van elkaar verschillen. Kleuters een positieve blik geven op diversiteit, is voor elke kleuterleerkracht een boeiende en uitdagende taak.

 

In het kleuteronderwijs leggen we de basis voor respect, verbondenheid en zelfvertrouwen. Op jonge leeftijd leren kinderen dat iedereen meetelt, uniek is en met respect behandeld wordt – ongeacht verschillen op vlak van sekse, gender of seksuele oriëntatie.

Minimumdoelen van de overheid

Binnen de vakdiscipline attitudes, onderdeel persoonsvormende en socialiserende vaardighedenidentiteit en respect – gelden voor kleuters de volgende minimumdoelen:

  • 9.1.5: Weten dat iedereen meetelt en uniek is, met eigen sterktes, talenten en voorkeuren.
  • 9.1.6: Weten dat mensen kunnen verschillen in sekse, etniciteit, geloof, uiterlijk en geaardheid.
  • 9.1.7: Respectvol omgaan met verschillen tussen mensen in hun omgeving en op school.
  • 9.1.8: Gelijkenissen tussen mensen kunnen benoemen.

Onze vertaling

çavaria vertaalde de minimumdoelen van de overheid naar concretere leerdoelen, waarmee leerkrachten aan de slag kunnen: 

Sekse- en genderdiversiteit

  • Verschillen:
    • Weten dat een jongen een penis (piemel) heeft en een meisje een vagina (spleetje). Weten van zichzelf wat ze hebben. Weten dat beide evenwaardig zijn.
    • Weten dat je niet van geslacht verandert doordat je andere kleren draagt, je kapsel of hobby's verandert.
    • Weten dat de meeste jongens later een man worden en de meeste meisjes later een vrouw.
    • Weten dat wanneer kinderen groot worden, je de verschillen meestal makkelijker kan zien. Meisjes krijgen meestal borsten en jongens krijgen meestal een baard en snor.
    • Weten dat sommige jongens zich meer een meisje kunnen voelen en andersom en dat dat oké is.
  • Gelijkenissen
    • Weten dat jongens en meisjes alle dingen leuk mogen vinden: sporten, dansen, knutselen, knuffelen,...
    • Weten dat jongens en meisjes alle emoties kunnen en mogen voelen: verdrietig, blij, bang, stoer,...
    • Weten dat jongens en meisjes alle kleren mogen dragen.
    • Weten dat meisjes en jongens zelf mogen kiezen met wie of waarmee ze spelen.
    • Weten dat meisjes en jongens allebei oké zijn. De ene is niet beter dan de andere. 

Seksuele diversiteit

  • Verliefdheid
    • Weten waarom je verliefd op iemand kan worden: omdat je die leuk, mooi, grappig,... vindt.
    • Weten dat ze zelf mogen kiezen aan wie en wanneer ze vertellen dat ze verliefd zijn op iemand.
    • Weten dat sommige mensen nooit verliefd worden en dat dat oké is.
    • Weten dat sommige mensen meerdere keren op iemand anders verliefd worden en dat dat oké is.
    • Weten dat meisjes ook op meisjes verliefd kunnen worden en jongens op jongens en dat dat oké is.
  • Gezinssituatie
    • Weten dat niet alle kinderen een mama en een papa hebben. Sommige kinderen hebben twee mama's of twee papa's, maar één ouder, een plusouder, een stiefouder, een pleegouder, enzovoort.

Onze methodieken: